Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW7295

Datum uitspraak2005-11-17
Datum gepubliceerd2006-05-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200508915/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vereisten beroepschrift. Nu appellant zich blijkens de in zoverre onbestreden uitspraak in eerste aanleg heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, heeft hij hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd niet als zodanig in eerste aanleg naar voren gebracht. Dat dat voor het eerst in hoger beroep gebeurt, verdraagt zich niet met artikel 85 Vw 2000.


Uitspraak

RAAD VAN STATE 200508915/1. Datum uitspraak: 17 november 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: A, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/42281 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 14 oktober 2005 in het geding tussen: appellant en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. 1. Procesverloop Bij besluit van 15 september 2005 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 14 oktober 2005, verzonden op 18 oktober 2005, heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam (hierna: de rechtbank), het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant, bij de Raad van State binnengekomen op 25 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen Deze brief is aangehecht. Bij brief van 2 november 2005 heeft de minister een nader stuk ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bevat het hoger-beroepschrift, in aanvulling op de in artikel 6:5, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde eisen, één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank. Ingevolge het tweede lid van dat artikel omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen, alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen. Ingevolge het derde lid wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of tweede lid, aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. 2.2. Nu appellant zich blijkens de in zoverre onbestreden uitspraak in eerste aanleg heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, heeft hij hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd niet als zodanig in eerste aanleg naar voren gebracht. Dat dat voor het eerst in hoger beroep gebeurt, verdraagt zich niet met het bepaalde in voormeld artikel 85 van de Vw 2000. 2.3. Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 85, derde lid, van de Vw 2000, kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzoek om schadevergoeding komt reeds hierom niet voor toewijzing in aanmerking. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat. w.g. Van der Spoel w.g. Van Tielraden Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2005 156-513.